De haat-liefde verhouding van Bert van Losser met Excelsior’31

Bert van Losser tekent een contract als trainer van Wesepe. "Ik had direct een goed gevoel"(foto: www.sportclubwesepe.nl)

“Maar het is wel mijn club, hè.” Om er zeker van te zijn dat die boodschap wel helder is herhaalt Bert van Losser die woorden aan het eind van het gesprek nog een keer. De presentator en commentator van RTV Oost en Fox Sports heeft hart voor zijn Excelsior’31, maar dat betekent zeker niet dat hij de club met fluwelen handschoentjes aanpakt. Misschien juist wel vanwege die grote liefde voor zijn vereniging.

Van jongs af aan stond hij onder de lat bij de club. Hij doorliep alle jeugdselecties en kwam ook in de eerste selectie terecht. “Gerard Somer zag het wel in mij zitten, een ‘goed keepertje’ vond hij mij.” Uiteindelijk kwam het toch niet van een doorbraak. “Ik moest het puur van mijn talent hebben, niet van de gedrevenheid. En in die jaren begon ik ook als DJ te spelen, er kwamen andere verleidingen om de hoek kijken.” De speler die in zijn jeugd nog speelde tegen Marc Overmars en Jaap Stam brak dus niet door.

Van Losser was al als jonge tiener een trouw supporter die de club uit en thuis volgde. Dat waren toen nog overzienbare reizen naar bijvoorbeeld IJVV en Olympia’28 in Hasselt, want Excelsior’31 was nog een bescheiden club. Later was hij een soort supporter op de reservebank. “Ik was de Henny Ardesch van Excelsior. Als eerstejaars B zat ik al op de bank. In totaal heb ik volgens mij 883 keer op de bank gezeten, maar de keeper viel nooit uit.”

Hoewel hij behoudens een uitstapje naar SC Rijssen nog lang speelde in lagere teams van de club, volgt hij de club inmiddels vooral als betrokken lid. En daarbij neemt hij geen blad voor de mond. Een eigenschap die in Rijssen niet altijd even goed valt. “Excelsior’31 is wat dat betreft een heel aparte club. Je moet bij een bepaald clubje horen, anders val je er buiten. Dat past misschien ook wel bij het karakter van Rijssen. En het wemelt er van de ego’s, die vooral druk zijn met ruzie maken onderling in plaats van het clubbelang te dienen. En daardoor gebeuren er soms onvoorstelbare dingen.”

Vragen naar voorbeelden daarvan is niet nodig. Van Losser lepelt er spontaan enkele op. Het laten gaan van Denis Mahmudov halverwege het seizoen naar PEC Zwolle, het weigeren een vervanger te halen, terwijl die beschikbaar was. Het wegsturen van Rico Wolven, omdat hij een kritische opmerking had gemaakt, met als gevolg dat het kampioenschap werd misgelopen. Maar vooral het wegsturen van trainer Roeland ten Berge deed Van Losser pijn: “Dat is een enorme fout die ze hebben gemaakt. En de manier waarop dat is gebeurd was echt beneden peil.”

Inmiddels is Van Losser een collega van Ten Berge. Het begon als trainer bij het jeugdteam van Enter waar zijn zoon in speelde. “Op een woensdagmiddag was er niemand en stond ik daar in mijn spijkerbroek training te geven.” Het virus kreeg vat op hem. Via de cursus pupillentrainer ging hij door naar TCIII en inmiddels is hij bezig met de cursus TCII. “Ik wilde ook vooral eens weten hoe alles werkt. Ik stuurde sollicitaties. Van bijvoorbeeld Bentelo kreeg ik geen enkele reactie op twee brieven, dat vind ik zo raar.” Inmiddels zit hij al anderhalf jaar op de bank bij Wesepe. “Ik heb altijd al goed overweg gekund met Sallanders. Ik had bij Wesepe meteen een goed gevoel.” Het trainerschap bevalt hem prima. “Ik ben niet de grootste voetbalkenner, maar kan wel goed met mensen omgaan. En dat is, zeker op een lager niveau, minstens zo belangrijk.”

Ook Excelsior’31 moet het roer gooien, als het aan Van Losser ligt. “Als je ziet dat de club meer dan 1700 leden heeft, dan moeten er toch veel meer Rijssense jongens in het veld staan. Die Tweede Divisie, dat kun je wel vergeten. Laat ze dan kiezen voor een veel groter Rijssens gezicht. Daarmee kweek je betrokkenheid en gaat het weer leven bij de achterban. En dan moet je maar op de koop toe nemen dat je misschien een keer degradeert naar de eerste klasse.”

Of we hem ooit als trainer terug zullen zien bij Excelsior’31 is wel twijfelachtig. Want – en opnieuw is daar verwondering: “Ze bellen me nooit ergens voor. Snap jij dat nou? Je zou toch verwachten dat ik met mijn achtergrond en netwerk wat voor de club kan betekenen, maar ik word nooit gevraagd.” Een blauwe maandag was hij actief in een soort spelerscommissie, maar ook dat liep al gauw spaak. Maar wie denkt dat ze onderhand ook niet meer hoeven te bellen, heeft het mis. “Ze mogen me altijd bellen. Als iemand mijn telefoonnummer nog heeft tenminste. Alles wat ik zeg is ook maar een mening, hè. Niet meer dan dat. Het is misschien een haat-liefdeverhouding geworden, maar Excelsior’31 is en blijft mijn club.”

Waarvan akte.

In de rubriek “De club van” bevragen we een BT’er (bekende Tukker) over zijn favoriete amateurclub.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*